De twee-eiige eenling

28 oktober
Het gebeurde op de tweede dag van de herfstvakantie. Dankzij meneer Gultz, mijn leraar Nederlands. Het decor die avond kon niet méér verschillen van dat van mijn dagelijkse omgeving. Geen fantasieloos ingerichte flat met de TV aan als er visite is. Geen jongetjes in Barcelonavoetbalshirts om te wantrouwen. Het was, geef me even om de juiste woorden te vinden, zinnenprikkelend. Een gloeilamp in het stoffige schild van een zeeschildpad. De geur van Afrikaanse beeldjes. Veren in glazen stolpen.

Het is nu de derde dag van de herfstvakantie en in al mijn euforie voel ik de behoefte om dit op te schrijven voor een denkbeeldig publiek. Wie weet, een toekomstig publiek dat, als ik later een beroemd schrijver ben en noodlottig sterf, dit schrift vindt en hongerig verslindt. Aanschouw, zeer gewaardeerde lezer, mijn levensverhaal kreeg zojuist een nieuw hoofdstuk, getiteld: hoop.

Laat ik allereerst mezelf volledig waarheidsgetrouw voorstellen. Mitchel is mijn naam en zeventien mijn leeftijd. In Rotterdam-Zuid staat het flatgebouw waar mijn moeder en ik wonen. Mijn vader doet er voor dit verhaal niet toe. Schrap dit, dat is een leugen. Vaders doen er altijd toe. Mijn vader woont in een andere flat met grote speakers in de woonkamer en zo’n apparaatje om zelf sigaretten mee te draaien op de salontafel. Ik zie hem heel af en toe en dat is vaak genoeg. 
Dit is hoe mijn moeder me zou omschrijven: een buitenbeentje. Anders. Niet goed in sport. Serieus. En als ze zeker wist dat ik niet zou meeluisteren: een eenling. 
Ik zie dit toch anders. Ik ben een fantast in de meest positieve zin van het woord. In plaats van het geestdodende betonmilieu als opgroeimedium te aanvaarden, bevind ik me in Babylonië, op Guernsey of in Midden-aarde. Geen oppervlakkige YouTube influencers maar schilderijen reflecteren in mijn brillenglazen. Ik leer de verborgen boodschappen kennen en de extra lagen in het leven zien. Ik ben niet zomaar een eenling, noem mij de twee-eiige eenling.

Maar! Terug naar meneer Gultz. 
‘Mitchel,’ zei hij na afloop van de laatste les voor de vakantie terwijl hij gebaarde dat ik even moest blijven, ‘ik heb iets dat echt wat voor jou is.’ 
Nou, kom op dan ouwe, is wat ik toen niet dacht, want zo denk ik niet. 
‘”Nooit meer slapen” heet het,’ vervolgde hij. Ik zei dat ik dat boek al kende en het zelfs in bezit had. Maar meneer Gultz bedoelde niet het boek, maar een feestje van en voor jongeren die houden van lezen en van schrijven. Ergens op een zolderkamer in een zijstraat van de Heemraadsingel.

Dus ik kom daar gisteravond aan in die straat waar ik nog nooit geweest ben en het is al flink donker. De deur naar de hal van het oude appartementengebouw is niet helemaal dicht, ik loop naar binnen en weet dat ik op de bovenste verdieping moet zijn. De trappen zijn van hout en… Bram is zijn naam!! Ik kan het niet langer voor me houden! Drie sets trappen, bla bla bla. Ik bel aan, word binnengelaten door een jongen met een paardenstaart, etc., etc. Oude krakkemikkige zolder met Afrikaanse beeldjes, enz., enz. Ik heb een jongen leren kennen die Bram heet, een Friends T-shirt droeg en me vroeg wat het laatste boek was dat ik had gelezen. Zo dat is er dan eindelijk uit.
Er is hoop, dames en heren, zelfs voor iemand als ik. Zou iedere eenling stiekem naar gelijkgestemden verlangen? (Of liefde, zelfs?) Ik heb nog nooit zo goed mijn ei kwijt gekund als gisteravond. We hebben zelfs met een paar enthousiastelingen spontaan een appgroepje opgericht. Bram zit er ook in. 

31 oktober
Excuses voor dit onchristelijke tijdstip. Het is nu half twee ’s nachts en technisch gezien al 1 november. Het mocht dan wel Halloween zijn, mijn avond voelde als midzomernacht. Met dank aan de opwarming van de aarde en aan nog drie misfits zoals ik. Ons appgroepje is afgetrapt met een eerste activiteit: een doelloze avondwandeling over het Noordereiland. Tijmen, de jongen met de paardenstaart, was er, Kirsten was van de partij en last maar zeker weten not least: Bram! Gevieren liepen en huppelden wij, voormalig kluizenaars, alsof Rotterdam van ons was. Bram droeg een zwartwitgeblokte broek en een bordeauxrode jas. Hij woont ergens in Crooswijk en Reve is zijn favoriet van de grote drie. Ik heb het hem terplekke vergeven.

4 november
Schuldig. Mijn relatie met mijn mobieltje is altijd zo heerlijk losjes geweest. Met een licht snobistisch genoegen zag ik ze zwichten voor de pingetjes en de trilletjes. Hun ongeduldige vingertjes rijkend naar veelbelovende rode bolletjes. Van jong tot oud. Allemaal. 
Ik niet. Ik was mijn telefoon soms hele dagen kwijt. Nu brandt hij in mijn zak. Het voorstel voor een volgend uitje is zojuist door mijn ongeduldige vingertjes getypt en verstuurd.

7 november
Wat is er mis met mij?!
Uw onwaarschijnlijke held van dit narratief is gevallen. Activiteit twee van ons appgroepje. Meer was er blijkbaar niet voor nodig. Ik voel me slechter dan ik me ooit gevoeld heb. Honderdmaal ellendiger dan de keren dat de ruzie van mijn ouders niet door de muziek in mijn oortjes gedempt kon worden. Vijftigmaal ellendiger dan al die keren dat ik uitgelachen ben in welk klaslokaal dan ook. Ik word gek van doffe, domme geluiden van Love Island die mijn kamer binnen golven (en van eenzaamheid).

8 november
Dit is een schilderij van één van mijn favoriete schilders.
De val van Icarus, van Pieter Bruegel. 
Er is eigenlijk niets over het leven van deze schilder bekend, behalve dat wat we kunnen afleiden van zijn schilderijen. Pieter Bruegel is geen man van het hof, koningen en koninginnen, graven of hertogen. Verfijnde elegantie moet je in zijn werk niet zoeken, deftige aristocratie evenmin. In zijn werken zie je boeren, landschappen, taferelen uit de bijbel en af en toe een verhaal uit de Griekse mythologie. 


De val van Icarus komt uit de Metamorphosen van Ovidius: 
Daedalus, een Atheens bouwmeester had in een woede-uitbarsting iemand van de Acropolis geworpen. Straf en wraak vrezend, vluchtte hij met zijn zoontje Icarus naar het eiland Kreta. Daar viel hij in handen van koning Minos die hem dwong een enorm paleis te ontwerpen en de bouw ervan te leiden. Toen het paleis gereed was, verlangde Daedalus terug naar zijn geboortegrond. De koning liet hem niet gaan. Minos heerste over land en zee, maar niet over het luchtruim. Dus besloot Daedalus om door de lucht te ontsnappen.
Hij maakte van lange veren grote vleugels die hij met was aan zijn schouders bevestigde. Hij was zo bekwaam in alles wat hij deed en had de slagpennen zo goed samengevoegd, dat de proef slaagde; breed de vleugels uitslaand zweefde hij in de lucht.
Hij leerde het vliegen ook aan zijn zoon en drukte hem op het hart niet te laag te vliegen, waardoor de golven de vleugels nat en zwaar zouden maken. En niet te hoog te vliegen, waar de zon ze zou schroeien. 
Toen de vlucht zou beginnen, omhelsde Daedalus zijn zoon en stegen ze op. Een hengelaar die zat te vissen, een herder die op zijn staf leunde en een boer die zijn akker ploegde zagen hen in de lucht en dachten dat het goden waren.
Het genot van het vliegen maakte de jonge Icarus overmoedig. Hij steeg hoger en hoger, maar kwam zo dicht bij de zon dat de hitte de was deed smelten. De veren dwarrelden weg. Tevergeefs met zijn armen in de lucht zwaaiend, stortte de jongen in zee en verdronk.

Tot zover Ovidius. Dan nu het schilderij van Bruegel. Je ziet op de voorgrond een strook land met daarop een boer die zijn akker ploegt, een herder die op zijn staf leunt en een hengelaar die vist. De rest van het schilderij bestaat uit zee, lucht en land in de verte. De boer ploegt door, de herder kijkt totaal de verkeerde kant op en de hengelaar staart alleen maar naar zijn eigen dobber. Van Icarus die in zee is gestort zie je, als je goed kijkt, alleen nog de benen boven water uitsteken met enkele dwarrelende veren eromheen. De vliegende Daedalus is in het hele schilderij niet eens afgebeeld. Bruegel laat het verhaal van Ovidius, waarbij de drie lieden verbaasd omhoogkijken, los. Hij heeft zo zijn eigen kijk op mensen. Het zijn bekrompen, zelfzuchtige en ongevoelige wezens!
Wel ja, valt daar een god uit de hemel? Boeien. Het leven gaat door, niemand bekommert zich echt om het lot van een ander. 

———–

Dit schrift van Mitchel van der Berg is door zijn moeder aan meneer Gultz gegeven die het heeft laten opnemen in een bundel die eerst in Rotterdam en later ook in andere Nederlandse steden op middelbare scholen is uitgedeeld.

Plaats een reactie